Hogeschool Leiden

Evaluatie van de wet passend onderwijs: wat is niet waargemaakt en waarom niet?

27 mei 2020 - Peer van der Helm beschrijft de evaluatie van de wet passend onderwijs (ingesteld in 2014).

Toen in 2014 de Wet passend onderwijs werd ingesteld zou alles beter worden voor leerlingen en studenten met een handicap. Nu in 2020 de evaluatie ervan is afgerond1 blijkt nog dat er weinig van de verwachtingen over is gebleven, iets dat uit eerdere evaluaties ook al bleek. De onderzoekers geven in hun rapport nauwelijks antwoorden hoe dit zo kon gebeuren. Toch is een stukje gezond verstand al voldoende om een aantal ontwikkelingen te duiden.

De bedoeling van de Wet passend onderwijs was dat leerlingen en studenten met een handicap betere toegang tot onderwijs zouden krijgen. Daarbij kwam halverwege (in 2016) de ratificatie van het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap bij die inclusief onderwijs op de agenda erbij zette: leerlingen en studenten met een handicap zoveel mogelijk binnen het reguliere onderwijs. Allemaal mooie voornemens, maar extra geld en opleiding voor personeel: ho maar. Het was stiekem een poging om te bezuinigen op het duurdere speciaal onderwijs. En een stelselwijziging met veel wensdenken in combinatie met bezuinigingen is nu eenmaal een giftige cocktail in de praktijk, zo schreef ik al in 2018 (Sociale Vraagstukken van 13 april en 4 juli 2018).

In de evaluatie staan een aantal opmerkelijke zaken opgenoemd:

  • Geen extra budgetten. Er stond niet bij hoe een leerkracht in het reguliere onderwijs naast 30 kinderen ook nog stuiterballen met gedragsproblemen in de gaten moest houden.
  • Een stijging van het speciaal onderwijs in plaats van de verwachte daling. Ja maar wel pas nadat het overal in het reguliere onderwijs is mislukt en kinderen in crisis in het speciaal onderwijs terecht komen.
  • Meer leerlingen met complexe problemen. De schrijvers van het evaluatierapport weten niet hoe dat komt, maar als ze de onderzoeken van het Lecso goed hadden gelezen hadden ze kunnen weten dat dit een ontwikkeling was die al sinds de eeuwwisseling is ingezet. Onze maatschappij wordt steeds competitiever, falen is de schuld van het individu en afwijkend gedrag wordt steeds minder getolereerd. De geestelijke gezondheid van de jeugd neemt als gevolg hiervan af. Geen wonder dat juist problemen in de meest kwetsbare groep toenemen.
  • 25% van de ouders is ontevreden. Geen wonder als je kind van school naar school zwerft en overal wordt ‘weggeadviseerd’ zoals dat in het rapport staat. Problemen gaan daardoor niet vanzelf over want kinderen moeten iedere keer weer naar een andere school en nieuwe vriendjes maken en wijten dit aan zichzelf. Deze schoolonzekerheid moeten we als een serie Negatieve Jeugdervaringen kenschetsen met ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van het kind.
  • Het thuiszittersprobleem blijkt hardnekkiger dan was gedacht, ook bij hoogbegaafde kinderen. Die gaan dan ook gedragsproblemen ontwikkelen.
  • De samenwerking met jeugdzorg verloopt stroef (zie de Monitor van maandag 1 juni 22.15 op NPO 2). Dat is niet verwonderlijk want de samenwerking binnen de jeugdzorg loopt ook al jaren stroef.

Kortom zo schrijven de auteurs, het effect van de Wet is niet vast te stellen. Dat is waarschijnlijk een eufemisme in beleidstaal dat de Wet passend onderwijs gefaald heeft. Dat bleek ook al uit het proefschrift van Inge Zweers uit 2018 dat liet zien dat veel kinderen het beter deden in het speciaal onderwijs. Ook dat is niet verwonderlijk: kleinere klassen, leerkrachten die beter om kunnen gaan met kinderen die extra zorg nodig hebben, meer individuele aandacht en een beter klassenklimaat maken daar het verschil.

Wat er nu moet gebeuren is, gezien het bovenstaande, geen verre sterrenkunde. Als eerste zou het helpen als we de competitie- en doorgeschoten toets/testdruk in het hele onderwijs verminderen. Zoals de rector van het Geert Grote Lyceum, Coralie Pluut laatst in de Volkskrant zo mooi schreef: ‘een school is meer dan leren voor je examen, Je leert er voor het leven. Het is een plek waar je nieuwe inzichten vindt, andere meningen tegenkomt, geïnspireerd wordt, je veilig kunt ontwikkelen om die volgende stap in de maatschappij te zetten.’ Dat geldt ook voor het speciaal onderwijs dat zucht onder de dwang van het opbrengstgericht werken. Niet alle opbrengst is met een examen te meten gaf ook Biesta aan.

Ook moet er simpelweg geld bij om leerkrachten in staat te stellen zorgleerlingen binnenboord te houden en niet meer weg te adviseren. Ten derde moeten we, zoals de opstellers van de evaluatie ook bepleiten, beter zicht krijgen op wie zorgleerlingen echt zijn en wat hun behoeften zijn. Het is gek dat bij aanvang van de Wet niet aan hun behoeften is gedacht. Toch hoeft dat niet een probleem te zijn als we voor iedere leerling die achterop dreigt te raken in plaats van een DSM diagnose 3 een verklarende probleemanalyse gaan maken op basis waarvan we ondersteunings- en zorgbehoefte in kaart kunnen brengen en op welke plek (regulier of speciaal) dit het beste kan worden verwezenlijkt. In deze analyse kijken in navolging van Van Os (2015) naar de volgende vragen: Wat is er met je gebeurd? Wat is je kwetsbaarheid en je weerbaarheid? Waar wil je naar toe, en wat heb je nodig? Dat geldt ook voor de thuiszitters.

Ook een laatste tip: haal jeugdzorg de school in, dan komt de samenwerking onderwijs-zorg beter tot stand, zie bijvoorbeeld het concept van School to Care4.

Kortom, het is niet ingewikkeld, maar we moeten deze oplossingen wel (snel) realiseren want de complexe problemen van deze kinderen worden met hun leeftijd niet minder en gaan niet vanzelf weg.