Hoofd, schouders, knie en TAAL
Dat natuurbeleving goed is voor de motoriek en concentratie voor jonge kinderen, is bekend. Maar in hoeverre is natuur van belang voor taalontwikkeling? Met het onderzoek Hoofd, schouders, knie en TAAL wil de onderzoeksgroep Natuur en Ontwikkeling Kind hier een duidelijk beeld van krijgen.
Ons doel
Als kinderen de wereld om zich heen willen leren kennen, zetten ze daar hun hele lijf voor in. Voelen, ruiken, proeven, horen, zien, vallen en opstaan. Ze verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden. Zo proberen ze grip op de wereld te krijgen. In samenwerking met verschillende partners uit het werkveld verwerft de onderzoeksgroep Natuur en Ontwikkeling Kind inzichten in de relatie lijfelijkheid-taal-kennis. Vervolgens kijkt de onderzoeksgroep hoe professionals deze inzichten kunnen inzetten binnen hun handelen. Zo ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen.
Wat en hoe?
De onderzoeksgroep onderzoekt de verwevenheid tussen de activiteiten die kinderen zelf ondernemen (zoals spel), de (sensomotorische) ervaringen die zij hierin opdoen en hun taal-denk-ontwikkeling. De resultaten kunnen als uitgangspunt worden gebruikt bij het voor- en vroegschoolse taalonderwijs. De vraag is hierbij vooral of de taal van kinderen anders is als ze buitenspelen in een natuurrijke omgeving dan in een grijze verstedelijkte omgeving.
Vervolgens is het de bedoeling om samen met leerkrachten inzicht te krijgen in de vraag hoe je in je taalonderwijs meer gebruik kunt maken van het proces van ‘embodiedness’ van de taalontwikkeling. Met andere woorden, hoe je als leerkracht antwoord krijgt op hoe dat nu eigenlijk werkt: taal leren met je lijf tijdens het buitenspelen, zodat je het buitenspelen betekenisvol kan gebruiken voor je taalonderwijs.
Waarom is het belangrijk?
Binnen ons onderwijssysteem worden jonge kinderen steeds meer als schoolkind benaderd in plaats van als kleuter. In het kader van het opbrengstgerichte werken komt de focus bij de ontwikkeling van taalonderwijs steeds meer te liggen op het inzichtelijk maken van onderwijsresultaten. Onderbouwleerkrachten missen het bredere perspectief op taalontwikkeling; op wat jonge kinderen nodig hebben om uit te groeien tot bekwame taalgebruikers en het maatschappelijk belang hiervan voor schoolsucces en bredere participatie in de samenleving.
Tegelijkertijd komt het steeds vaker voor dat kinderen opgroeien in een verstedelijkte omgeving. Buitenspelen is minder vanzelfsprekend geworden en buitenspelen in een natuurrijke omgeving is nog maar voor weinig kinderen aan de orde. Rotterdamse leerkrachten signaleren dat er een grote groep kinderen opgroeit in een ‘verarmde’ pedagogische omgeving. Zij zien een verband tussen een achterblijvende taalontwikkeling en (ervarings)armoede.
Contact
Jannette Prins
Samenwerkingspartners
Het onderzoeksproject wordt uitgevoerd binnen een samenwerkingsverband van Hogeschool Leiden, Thomas More Hogeschool en Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast zijn er 4 schoolbesturen uit de regio Rotterdam en het Groene Hart betrokken: De Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs (RVKO); Sopora; de Morgenwijzer; De Groeiling en Siko.
Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door financiering uit de regeling RAAK-PRO van SIA (Stichting Innovatie Alliantie). SIA richt zich op het versterken van praktijkgericht onderzoek aan hogescholen, waarborgt de samenwerking met de beroepspraktijk en intensiveert relaties tussen hogescholen en andere kennisinstellingen.