Hogeschool Leiden

De rol van zelfvertrouwen in de relatie tussen opvoedgerelateerd welzijn van ouders en psychosociale ontwikkeling van driejarige kinderen.

In het onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen opvoedgerelateerd welzijn van ouders en psychosociale ontwikkeling van kinderen. Tevens is onderzocht in hoeverre het zelfvertrouwen van ouders een rol speelde in deze relatie.

Door: Amanda de Zeeuw
Opleiding: Pedagogische Wetenschappen (EUR)
Maand en jaartal: juni 2018
Project/thema: Ouderlijk welzijn, zelfvertrouwen en de psychosociale ontwikkeling van kinderen

Onderzoeksopzet

Negatief welzijn van ouders zou in verband staan met uiteenlopende problemen van kinderen, zoals internaliserende, externaliserende en sociale problemen. Waar eerder onderzoek enkel rekening hield met de individuele dimensie van welzijn, werd in het huidig onderzoek het opvoedgerelateerd welzijn van ouders belicht. In het onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen opvoedgerelateerd welzijn van ouders en psychosociale ontwikkeling van kinderen. Tevens is onderzocht in hoeverre het zelfvertrouwen van ouders een rol speelde in deze relatie. De huidige studie was een onderdeel van het reeds lopende onderzoek Leuker voor later en bestond uit een steekproef van 128 ouders met een kind van drie jaar. De resultaten zijn voortgekomen uit afgenomen vragenlijsten, waarvan een aantal subschalen gebruikt zijn. Deze data werden geanalyseerd middels een meervoudige regressieanalyse.

Resultaten

Uit het onderzoek is gebleken dat er sprake was van een significant verband tussen het opvoedgerelateerd welzijn van ouders en de mate van pro-sociaal gedrag, hyperactiviteit, gedragsproblemen en peerproblemen van kinderen. Het laag opvoedgerelateerd welzijn werd daarmee gerelateerd aan veel psychosociale problemen van kinderen, met uitzondering van emotionele problemen. Een lage mate van opvoedgerelateerd welzijn interacteerde daarnaast met een laag zelfvertrouwen van ouders, wat resulteerde in een versterkt negatief verband tussen opvoedgerelateerd welzijn en problemen van kinderen met leeftijdgenoten. Hoewel het zelfvertrouwen van ouders een rol leek te spelen in het verklaren van peerproblemen van kinderen, werd het bewijs niet erg aannemelijk geacht. Tevens speelde het zelfvertrouwen van ouders een onvoldoende rol in het verklaren van de overige psychosociale ontwikkelingsdomeinen van kinderen. Het onderzoek veronderstelde om deze reden dat voornamelijk het opvoedgerelateerd welzijn van ouders belangrijk is.

Conclusie

Naar aanleiding van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het belangrijk is om stil te staan bij het opvoedgerelateerd welzijn van ouders. Hoewel er ruimte bestaat voor nader onderzoek, is het waardevol om de impact van het welzijn van ouders te erkennen. Het bewijs voor het moderatie-effect stond minder stevig dan de hoofdrelatie tussen welzijn en psychosociale uitkomsten voor kinderen. Of de regressieanalyse nu wel of geen zelfvertrouwen van ouders toetst, een laag opvoedgerelateerd welzijn zou negatief gerelateerd zijn aan psychosociale problemen van kinderen. Hoewel specifieke begeleidings- of behandelingsvormen nog moeten worden onderzocht, is aandacht voor het construct opvoedgerelateerd welzijn al een grote winst. Want erkenning en herkenning zorgt voor het meest effectieve gedachtengoed van professionals en passende hulp voor ouders.

Praktische implicaties

Omdat het huidig onderzoek zich richt op de psychosociale gedragingen van kinderen, welke tot de normale ontwikkeling behoren, sluiten de implicaties beter aan op de algemene behoeften van ouders dan voorgaande studies. Door ouders te versterken, hun stress en/of negatieve emoties te voorkomen of te reduceren aan de hand van passende vaardigheden, kunnen risico’s ten aanzien van het kind worden beperkt. Een handelingsgerichte aanpak kan worden ingezet om ouders te ondersteunen in het toepassen van opvoedvaardigheden op uiteenlopende praktijksituaties. Hiermee wordt gesuggereerd dat, wanneer ouders succeservaringen opdoen, zij zich beter voelen over hun rol als ouder. Dit betekent dat het onderzoek een brug slaat naar de praktijk en aansluit op vroegtijdige opvoedondersteuning.