Hogeschool Leiden

Ouderschap na kunstmatige bevruchting: een zware bevalling

Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van ouders na kunstmatige bevruchting.

Door: Lindsay Rooker
Opleiding: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Maand en jaartal: mei 2016
Project/thema Ouderschapsbeleving na kunstmatige bevruchting

"IVF maakt alles onzeker. Je keuzes die je maakt, zullen deels gebaseerd zijn omdat je IVF hebt gevolgd. Ik heb gekozen om thuis te bevallen, dan is er tenminste nog iets in mijn eigen bed."

Moeder

Hoofdvraag

In Nederland is er een grote en groeiende groep ouders na kunstmatige bevruchting. Mogelijk hebben deze ouders een andere ouderschapsbeleving en andere ondersteuningsbehoeftes dan ouders in het algemeen. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de ouderschapsbeleving en ondersteuningsbehoeftes van deze doelgroep.

De hoofdvraag die centraal staat in dit onderzoek is: Hoe beleven ouders na kunstmatige bevruchting het ouderschap en wat zijn de ondersteuningsbehoeftes van deze ouders?

Literatuuronderzoek

In de literatuur is betrekkelijk weinig te vinden over ouderschap na kunstmatige bevruchting. Algemene thema´s die belangrijk zijn voor ouderwelzijn, zijn uiteraard ook belangrijk voor ouders die een kind gekregen hebben na kunstmatige bevruchting. Het gaat dan om thema´s als het opvoederschap, de partnerrelatie en de omgevingsfactoren die in relatie staan tot de beleving van het ouderschap. Deze domeinen worden in dit onderzoek gebruikt als leidraad om naar ouderschap te kijken.

Het bestaande ondersteuningsaanbod richt zich vooral op ouderschap in het algemeen of op de ondersteuning tijdens het traject van kunstmatige bevruchting. Echter lijkt het dat er weinig tot geen mogelijkheden zijn voor ouders specifiek na kunstmatige bevruchting en is het de vraag of eventueel aanbod zichtbaar is voor ouders na kunstmatige bevruchting.

Praktijkonderzoek

Tijdens het veldwerk van dit inventariserend onderzoek zijn er bij twaalf ouders (acht moeders en vier vaders) semi gestructureerde interviews afgenomen aan de hand van een interviewleidraad (met topics zoals welzijn, opvoeding, partnerrelatie, omgevingsfactoren, ontvangen ondersteuning en ondersteuningsbehoeftes).

Op basis van de resultaten uit de interviews kan geconcludeerd worden dat ouders na kunstmatige bevruchting zich niet anders (denken te) voelen dan ouders in het algemeen. Wel voelen zij vaak een nasleep van het traject. Deze nasleep omvat de emoties rondom het traject en de invloed hiervan op hun ouderschapsbeleving en (ouder)welzijn. Ouders na kunstmatige bevruchting benoemen dat zij veel emoties van hoop en teleurstelling te verduren hebben gekregen tijdens het traject. Dit maakt dat zij kwetsbaarder kunnen zijn dan andere ouders als het gaat om hun draagkracht. Vooral moeders benoemen de negatieve en invloedrijke nasleep van het traject op hun welzijn en ouderschapsbeleving. Vaders benoemen vooral dat het traject zwaar was voor hun vrouw. Zij belichten vooral de medische kant van het traject. Respondenten verwoordden dit als volgt:

"Ik heb er wel verdriet van gehad, en misschien nog steeds wel, dat het dus al niet natuurlijk begon. Dat hij zijn leven niet is begonnen in mijn buik, maar in een petri schaaltje."

Moeder

"Toen wij zwanger waren, toen had ik zoiets van: ‘Nou, dan is dat medische stuk afgehandeld, dat is klaar. Resultaat is positief. Dat is helemaal goed’. Ik heb dat traject toen al afgesloten."

Vader

De ouders hebben aangegeven dat zij vooral behoefte hebben aan ondersteuning op het domein welzijn. De ouders hebben onder andere behoefte aan het verwerken van de emoties die het traject opriep en contact met lotgenoten. Dit sluit aan bij de beleving van de ouders van tijdens traject. De ouders geven aan dat hun ondersteuningsbehoeftes op het domein opvoeding, de partnerrelatie en eventuele omgevingsfactoren waarschijnlijk niet verschillen met de behoeftes van andere ouders. Er kan geconcludeerd worden dat er deels een aanbod vanuit het hulpverleningsveld ontbreekt of niet voldoende zichtbaar is voor ouders na kunstmatige bevruchting, waardoor deze doelgroep niet volledig in hun behoeftes wordt voorzien.

Aanbevelingen

Het onderzoek van Lindsay heeft geleid tot aanbevelingen voor het lectoraat en voor het hulpverleningsveld. De aanbevelingen voor de praktijk worden hieronder uitgelicht:

  1. De hulpverlening zou actief ondersteuning (op maat) moeten bieden en kijken naar de individuele behoeftes van een ouder.
  2. Een eventueel aanbod voor ouders na kunstmatige bevruchting moet zich richten op het verwerken van emoties die tijdens het traject ontstaan zijn en lotgenoten contact.
  3. De professionals moeten zicht houden op de ouders, want het is een kwetsbare doelgroep met grote ondersteuningsbehoeftes tijdens en na het traject van kunstmatige bevruchting.
  4. Hulpverlening na het traject zou moeten aansluiten op het traject. Door de aansluiting valt er geen gat voor ouders tussen het traject en het ouderschap. Hierdoor is er minder risico dat ouders hulp mislopen.

Interessant om te melden is dat naar aanleiding van het onderzoek van Lindsay een artikel verschenen is in het magazine van Freya, de verenigingen voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen.

Ga terug naar het scriptieoverzicht