Hogeschool Leiden

Visie op psychische gezondheidszorg

Samenwerken aan een betere toekomst voor mensen met (een kans op) een ernstige psychische aandoening heeft veel om het lijf. Het lectoraat onderscheidt vijf punten waarmee de psychische zorg verbeterd kan worden en geeft aan wat de psychiatrie daaraan kan bijdragen.

  1. Hanteer een brede visie op herstel
  2. Stel doelen
  3. Leer van de somatische zorg
  4. Focus op jeugd
  5. Denk weer aan preventie

1. Hanteer een brede visie op herstel

De term herstel wordt vaak op een ideologische manier gebruikt. Dat is niet zo productief en leidt tot kampen. Volgens mij zijn er vier aspecten van herstel die allemaal belangrijk zijn. We streven naar klinisch herstel – naar vermindering of geheel verdwijnen van symptomen. Ook al is genezing in onze sector geen woord dat we vaak gebruiken, het is wel het ideaal dat we dat in de toekomst kunnen. Hiernaast streven we naar functioneel herstel – naar het cliënten helpen bij het verminderen van de psychische disfuncties die gerelateerd zijn aan de aandoening of als secundair gevolg daarvan zijn ontstaan. Verbeteren van psychische functies helpt bij de zelfregulatie. Een ander aspect is maatschappelijk herstel – dat we cliënten erbij helpen dat ze zich kunnen integreren in sociale netwerken en daaraan een bijdrage kunnen leveren. En tot slot persoonlijk herstel – dat ze zichzelf weten te onderscheiden van hun aandoening, hun doelen en waarden weer voorop stellen en kunnen werken aan een positieve identiteit, ondanks de beperkingen. Deze aspecten of vormen van herstel staan niet in een logische volgorde of hiërarchie – elk herstelproces verloopt anders, maar we mogen niet één aspect verwaarlozen. En om herstel te ondersteunen is samenwerking met ervaringsdeskundigen geboden.

2. Stel doelen

De discussie gaat nu vooral over middelen, doelgroepen en voorzieningen, en de doelen zijn in zulke termen opgesteld. Dat is niet toekomstgericht en niet motiverend – zeker niet als de budgetten afnemen. We moeten mét andere partijen – zorgverzekeraars, overheden, onderzoekers, cliëntenorganisaties en beroepsverenigingen – doelen formuleren die we over 15 jaar willen en kunnen bereiken die betrekking hebben op de psychische gezondheid. In het bijzonder doelen over de prevalentie en incidentie van psychische aandoeningen, en over vermindering van het aantal suïcides, liefst naar 0. Als we daarover consensus kunnen bereiken, is een volgende stap met elkaar te bespreken hoe we dat gezamenlijk kunnen bereiken en welke zorgvernieuwing daarvoor nodig is. Alleen dan kunnen we substantiële vooruitgang bereiken.

3. Leer van de somatische zorg

We kunnen ook kijken naar hoe in de somatische zorg doelen bereikt worden, hoe daar de discussie over classificatie wordt gevoerd en leidt tot reële, persoonsgerichte alternatieven. We kunnen afkijken hoe zij klinisch onderzoek verrichten en vroegtijdig handelen en werken aan herstel. Om de gelijkenis met de somatische zorg te beklemtonen stel ik ook voor de afkorting GGz te laten varen: we doen aan psychische gezondheidszorg en er zijn goede redenen om daarom ook in alle opzichten als gezondheidszorg te worden bejegend én ons daarnaar te gedragen. Trouwens: de psychische en somatische zorg bedienen veelal dezelfde cliënten, comorbiditeit bepaalt het beeld.

4. Focus op jeugd

De afgelopen jaren ging de discussie over jeugd vooral over de transitie van de kinder- en jeugdpsychiatrie naar de gemeenten. Veel minder duidelijk werd waarom een goed werkende kinder- en jeugdpsychiatrie van zo’n immens belang is voor de psychische gezondheid van de bevolking. In de eerste plaats: we kunnen in onze sector alleen substantiële resultaten boeken als we ook leren vroegtijdiger te handelen. De somatische zorg, zoals de oncologie, heeft ons geleerd wat dat voor resultaten kan opleveren. Vroegtijdiger handelen gaat bij ons hand in hand met meer aandacht voor jonge mensen. En in de tweede plaats, dat hangt ermee samen, is het zo dat de ernstige psychische aandoeningen vooral bij jonge mensen manifest worden. Autisme en ADHD bijvoorbeeld al in de vroege jeugd. Schizofrenie, verslaving, bipolaire stoornis, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en ga maar door, vooral ergens tussen het 14 e en het 24 e levensjaar. Goed beschouwd heeft de psychiatrie te maken met jeugdaandoeningen. Des te schrijnender dat de specialistische psychische zorg zich straks, afgezien van de kinder- en jeugdpsychiatrie uiteraard, vooral op oudere mensen richt. Daar gaat straks het meeste geld heen. En de aandacht en de kennis. Dat moet echt anders.

Wat mij betreft streven we – de transitie voorbij – naar een sector voor 0-14 jarigen, een sector voor 14-24 jarigen, en een voor de rest. En met alle aandacht voor die midden-categorie. Talloze wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat er door vroegtijdig handelen reële resultaten kunnen worden geboekt – vaak door lichte interventies, met blijvende resultaten.

5. Denk weer aan preventie

Er is lang gedacht dat psychische stoornissen door de genen werden bepaald en dat preventie weinig kon betekenen. We weten inmiddels dat dat niet klopt. Al die epidemiologische onderzoekingen die verbanden hebben verhelderd met specifieke levensomstandigheden of leefwijzen en een kleinere of grotere kans op een psychische stoornis, tonen aangrijpingspunten voor preventief handelen. De psychische gezondheidszorg is daarbij uiteraard slechts één partij te midden van een netwerk van actoren. Maar zet het op de agenda.